Ik ben geboren op 26 november 1989 en werd van in het prille begin ondergedompeld in een waar taalbad. Dit heb ik volledig te danken aan mijn ouders, met op de eerste plaats mijn moeder. Zij heeft een enorme invloed gehad op mijn literair competentieniveau.
Toen ik nog een peuter en later een kleuter was, kwamen hoofdzakelijk de kinderprentenboeken uitgebreid aan bod. Boeken als Dikkie dik (A. Van Norden, J. Boeke), Plons! (M. Waddell, J. Barton) en allerlei andere themaboekjes over dieren op de boerderij, het lichaam of voertuigen las ik met veel plezier en interesse. Regelmatig gebeurde het toen ook dat mijn moeder mij voorlas of zelf verhaaltjes vertelde. “Beroepsmisvorming’, zo zegt ze nu, omdat ze als logopediste werkt.
Reeds op jonge leeftijd plukte ik hiervan de vruchten. Zo had ik van jongs af aan al een uitgebreide woordenschatkennis en een goede en vlotte zinsbouw. Uit deze periode zijn mij ook heel wat boeken bijgebleven, maar vooral Rupsje Nooitgenoeg (E. Carle) en Blauwtje en Geeltje (L. Lionni) sprongen er voor mij tussenuit.
Mede dankzij mijn passie voor literatuur had ik het lezen snel onder de knie. Vanaf dat moment passeerde het ene na het andere kinderboek de revue. Vooral de verhalen van Tiny (G. Delahaye, M. Marlier) konden mij bekoren. Deze boeken bevatten kleurrijke illustraties, prikkelden de fantasie en gingen over allerhande dagdagelijkse activiteiten. Ook De mooiste vis van de zee (M. Pfister) en Lotje is jarig (L. Baeten) zijn boeken die mij altijd zullen bijblijven.
Op zesjarige leeftijd kreeg ik van mijn peter een sprookjesbundel die bestond uit twintig sprookjes. Bekende sprookjes als Belle en het beest (M. Leprince de Beaumont), De kleine zeemeermin (Andersen) en de kikkerkoning (de gebroerders Grimm) en minder bekende sprookjes als Het meisje met de zwavelstokjes (Andersen) wisselden elkaar af en las ik met veel aandacht. Omdat mijn peter niet veel later is overleden, heeft deze sprookjesbundel een grote emotionele waarde voor mij gekregen. Ik plan dan ook om deze door te geven aan mijn kinderen van zodra zij oud genoeg zijn.
Naarmate mijn leesniveau omhoog ging, schakelde ik over op andere soorten van literatuur. De thema’s waren steeds zeer variërend: muziek, horror, mode … allemaal zaken die mij op die leeftijd enorm aanspraken.
Vanaf het vijfde en vooral zesde leerjaar begon mijn moeder mij steeds meer tips te geven over jeugdboeken die zij had gelezen en haar waren bijgebleven. Zo heb ik onder meer kennis gemaakt met schrijfster Gerda Van Cleemput. Zij schreef onder meer Het meisje dat de zon niet zag en De bloeiende mimosaboom. Beide boeken zijn waargebeurde verhalen en behandelen onderwerpen als doofheid, blindheid en vriendschap. Deze verhalen hebben mij zo een indruk op mij gemaakt dat ze mij wat dieper lieten nadenken over de realiteit.
Ik ontdekte de jeugdauteurs Marc De Bel en Dirk Bracke, twee schrijvers waarvan ik menig boek heb gelezen. Een ander boek uit die periode dat mij enorm is bijgebleven is 4 vriendinnen, 1 spijkerbroek (A. Brashares). Een boek dat boeiende thema’s als avontuur, spanning en vriendschap in één verhaal wist te bundelen.
Naarmate ik ouder werd veranderden mijn interesses en hierbij ook mijn boekenkeuze. Als jonge puber kwam ik voor de eerste keer in contact met zaken als liefde en verliefd worden. Niet toevallig onthoud ik uit deze periode een boek van Gerrit Van Erkel, namelijk Mijn zoute zoen. Het boek combineerde eerder genoemde thema’s met serieuze onderwerpen als de stofwisselingsziekte mucovisidose en zwaarlijvigheid. Mijn voorkeur begon meer en meer uit te gaan naar boeken die waargebeurde verhalen en thema’s behandelden. Boeken die aanzetten tot nadenken en enige vorm van zelfreflectie. Het laatste boek dat ik gelezen heb is hier dan ook het bewijs van. Pril Geluk (G. Didelez) vertelt het waargebeurde verhaal van Anne Thielemans. Het hele boek is een emotionele rollercoaster dat tragische zaken als kindermishandeling, misbruik en manipulatie omvat. Na het lezen van dit trieste verhaal sta je ongetwijfeld even stil bij je eigen geluk en uitgerekend dat is wat ik zoek in een goed boek.
Het kwam meermaals voor dat de boeken die ik verplicht moest lezen tijdens mijn middelbare studies mij niet lagen. Verhalen als De zaak Alzheimer (J. Geeraerts), Bougainville (F. Springer), Kartonnen dozen (T. Lanoye) en Lijmen/het been (W. Elsschot) konden mij helemaal niet bekoren. Ik knapte af op de langdradige beschrijvingen die er in mijn ogen voor zorgden dat de boeken helemaal niet vlot lazen.
De laatste jaren heb ik, omwille van tijdsgebrek door mijn studies, heel wat minder kunnen lezen dan mij lief was. Tijdens mijn opleiding aan de universiteit begon ik op de trein met het lezen van Harry Potter en de Steen der Wijzen (J.K. Rowling). Ondanks de zeer lovende recensies sprak deze fantasyroman mij helemaal niet aan waardoor ik al snel gestopt ben met lezen. Fantasy is ook een genre waar ik in de toekomst niet meer naar zal grijpen. De verstotene van Naima El Bezaz was een van de boeken dat ik gelezen heb tijdens mijn specifieke lerarenopleiding. Het hoofdmotief van dit verhaal is een liefdesrelatie in de islam. Ook De familie Goldwasser (Kornmehl, A.) handelt over een liefdesrelatie, maar dan tussen een joodse dochter en een niet-jood. Ik las deze romans in het kader van een opdracht voor het vak Onderwijs en maatschappij.
Lezen is zeker een van de zaken die ik terug wil opnemen van zodra ik weer wat meer tijd kan vrijmaken. Ik ben ervan overtuigd dat deze opleiding mijn literaire interesses terug zullen aanwakkeren.
Wanneer ik de zes competentieprofielen van Theo Witte bekijk, merk ik dat ook bij mij de literaire competentie groeit met de leeftijd. De boeken die mij vooral liggen, bevatten zwaardere en moeilijkere thema’s die gelinkt worden aan psychologische en sociale vraagstukken. Deze thema’s hebben een diepe laag zodat je kan nadenken over de problematiek en deze vervolgens kan analyseren en interpreteren. Ik wil de personages begrijpen en mij empathisch opstellen. De structuur van het boek mag complex zijn, maar een vlotte leesbaarheid is een must.
Daarom zou ik mezelf een literair competentieniveau drie geven, namelijk ‘enigszins beperkte literaire competentie’. Ik ben in staat om eenvoudige literaire werken te lezen, te begrijpen, te interpreteren en te waarderen. Mijn leeshouding wordt gekenmerkt door interesse in maatschappelijke, psychologische en morele vraagstukken. Ik ben bereid om mij voor literatuur in te spannen. Mijn manier van lezen zie ik als ‘reflecterend’ lezen. Literatuur is een middel om de wereld te verkennen en mijn eigen gedachten te vormen.