De gouden greep 

Phillips, N., 1996

De Griekse mythe waar ik mijn leesbeleving over neerschrijf, heet De gouden greep en komt uit het boek Mythen en Sagen. Verhalen en feiten in woord en beeld. Het godenverhaal werd naverteld door Neil Philips en geïllustreerd door Nilesh Mistry. Het boek werd uitgegeven door Gottmer Haarlem in 1996.

De mythe vertelt het verhaal van de beloning die Koning Midas krijgt, omdat hij Silenus, de metgezel van Dionysus, veilig teruggebracht heeft. Midas mag in ruil voor zijn heldendaad een wens doen. Helaas voor hem is wat de goden geven zelden wat het lijkt. Midas, verblind door hebzucht, wenste dat alles wat hij aanraakt in goud zou veranderen. Ongelukkigerwijs brengt zijn wens, naast goud, ook veel ongeluk met zich mee.

Rijkdom is een droom van de mensheid. De mythe leert ons echter dat we verstandig moeten omgaan met wat we dromen en wensen. De mens moet steeds realistisch blijven en zich niet laten leiden door hebzucht, want de drang naar steeds meer rijkdom kan uiteindelijk een vloek worden.
Het verhaal is in duidelijke taal geschreven, met extra uitleg aan de zijkant. De bijgevoegde afbeeldingen zijn aantrekkelijk en hielpen erbij om voor dit verhaal kiezen. 

Het verhaal doet mij sterk denken aan het sprookje van Repelsteeltje. Ook hier spelen de hebzucht en het goud namelijk een hoofdrol. Hebzucht wordt vaak bestraft en de verhalen proberen ons bij te brengen dat er belangrijkere dingen in het leven zijn dan geld en andere materiële zaken. Ook het verhaal De hond met kaas in zijn bek geeft ons dezelfde boodschap mee. In dit vertelsel speelt een hond de hoofdrol. Hij zwierf langs verschillende boerderijen op zoek naar voedsel. Eens aangekomen aan een bepaalde boerderij vond de hond een groot stuk kaas dat lag te drogen op het rek. Vlug greep hij het lekkers en vluchtte weg. Onderweg moest hij een houten plank oversteken die over een sloot lag. In het midden van de plank keek hij onder zich en zag hij een andere hond in het water. Toeval of niet: ook deze viervoeter had een stuk kaas in zijn bek. Door de weerkaatsing in het water leek de andere brok echter groter dan zijn eigen stuk. Hij dacht: ik bespring de andere hond en besteel hem. Zodoende opende hij zijn bek, sprong het water in en poogde hij de kaas van zijn soortgenoot af te nemen. Plotseling was er echter geen andere hond meer, laat staan een groter stuk kaas. Zijn eigen stuk, dat hij intussen reeds had laten varen, dreef een eindje verder op het water en zakte naar de bodem. Teleurgesteld liep hij terug de kant op, schudde zijn vacht droog en liep mismoedig zonder kaas naar huis. 

 

Afbeeldingen